Twee politieke taalkwesties

Politiek en taal zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Over woordkeuze zijn oorlogen uitgevochten en worden akkoorden gesloten. Bleek ook tijdens de onderhandelingen tussen kabinet en oppositie vorige week weer.

‘Kabinet zoekt nog 650 mln voor akkoord’, kopt het NRC op maandag 14 oktober. Buiten de spuuglelijke afkorting in de kop een helder artikel over een flink gat in de nieuwe begroting van de coalitie (die afkorting hoeft niet – ik denk dat de gemiddelde NRC-lezer begrijpt dat een gat van 650 geen euro’s zijn, net zo min 650 miljard Of, nog beter: ‘Kabinet zoekt nog ruim half miljard’, ben je er ook). In het stuk ook twee ‘taalkwesties’.

De politieke redactie meldt dat de onderhandelingen door de financieel specialisten werd vlot getrokken. In dat overleg

‘werden onder aanvoering van Wouter Koolmees (D66) en Carola Schouten (ChristenUnie) enkele optische veranderingen in de begroting opgenomen. Op die manier kon de oppositie tegemoet worden gekomen, terwijl de door het kabinet gewenste extra bezuiniging van 6 miljard niet in gevaar kwam.‘.

Blijkbaar kent Den Haag  optische oplossingen voor politieke begrotingsproblemen. De terminologie is zo ingeburgerd dat het de politieke eindredactie heeft overleefd. NRC-redacteuren gaan er blijkbaar van uit dat wij precies weten wat zij bedoelen. Probleem is dat die vooronderstelling voor mij niet opgaat. Ik heb werkelijk geen idee en krijg sterk de indruk dat ‘Den Haag’ begrotingsproblemen vooral virtueel wegpoetst, wat ik overigens weiger te geloven. Wat wel rest, is de bevestiging dat semantiek blijkbaar een grote rol speelt in politieke onderhandelingen. Sterker: misschien hebben we alleen de verwoording en is, omgekeerd, die verwoording dus een prachtige ingang in de politiek.

In hetzelfde stuk namelijk nog een tweede taalkwestie, namelijk die van ‘op termijn’. Pechtold stemde uiteindelijk in met een nieuw akkoord, maar wat bleek? De werkgelegenheid, de trom die hij buiten het ministerie van Financien zo enthousiast en luidt roerde, viel tegen. In de nieuwe plannen, waaronder zijn handtekening stond, zouden er netto 50.000 banen bijkomen – over een periode van 27 jaar. Dat verkoopt lastig aan achterban en mede-oppositie. Dus:

‘De financieel woordvoerders kwamen daarop met Dijsselbloem overeen dat zij dit jaartal (2040 – over 27 jaar dus, SL) in de akkoordtekst zouden vervangen voor 50.000 banen ‘op termijn’.’

Opgelost.

Nu is het wachten op de misbaar, het chagrijn en cynisme van buitenstaanders die in beide taalkwesties directe aanleidingen zien om de politiek af te serveren als ‘recht-lullers wat krom is’. Maar dat oordeel gaat voorbij aan het belang van taal in en voor de politiek. Dat commentaar begrijpt niet dat woordkeuze wezenlijk en zelfs essentieel is om politieke processen op gang te houden, te stokken of op te starten. In de spannende reconstructie in het hart van de krant wordt Asscher geroemd vanwege zijn scherpe formuleringen die bijdragen aan het op gang houden van de onderhandelingen tussen betrokkenen.

Zo blijken beide taalkwesties in dit akkoord – de optische dekking van 6 miljard (minus 650 miljoen) en werkgelegenheid ‘op termijn’ – goed voor een werkbare meerderheid in de Eerste Kamer. Geen kattenpis, zogezegd. En een prachtige ingang om het akkoord nog eens scherp tegen het licht te houden – op zoek naar die kleine woordjes waar blijkbaar veel belang aan wordt gehecht. <<

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.