Het imago van ‘tot in je onderbroek’

Zelden neem ik zo plat zoveel tekst over van andere media. Deze keer kan ik er niet omheen. Drie journalisten, Mark Mazetti, Robert Worth en Erik Lipton, beschrijven in de New York Times mijn inziens in één treffende alinea heel precies de fijnmazigheid van het wereldwijde panopticum – de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. De geheime diensten haalden, op het eerste gezicht zo eenvoudig, twee pakketjes tussen die miljoenen andere poststukken voordat deze in een synagoge in Chicago konden ontploffen:

In the middle of last week, a woman who claimed her name was Hanan al-Samawi, a 22-year-old engineering student, walked into the U.P.S. office in the upscale Hadda neighborhood of Sana, Yemen’s sprawling capital city. She displayed a photocopied identification card, and dropped off a bomb hidden inside a printer cartridge with a Chicago address listed as the package’s destination. A few blocks away, another package concealing a homemade bomb was dropped off at a FedEx office, also seemingly headed to Chicago [New York Times, 31 oktober 2010].

Amerikaanse reconstructies van beide pakketjes wijzen richting een tipgever. Hij/zij zou de inlichtingendienst van Saudi Arabië hebben ingeseind over de met pentriet gevulde cartridges. Het balletje ging rollen. Tussen de vele miljoenen pakketjes op vier verschillende toestellen (waaronder een passagierstoestel) en drie verschillende landen troffen medewerkers van (… tja, van welke dienst eigenlijk?) de pakketjes aan. De cartridges van printers werden onschadelijk gemaakt en de aanslag was verijdeld. Wat volgde was wat gekrakeel over effectiviteit en doeltreffendheid van inlichtingendiensten en de veiligheid van vrachtvervoer in het algemeen en dat uit Jemen in het bijzonder.

De frame was er een van de ongekende prestatie om tussen die onafgebroken stroom pakketjes de bommen terug te vinden. Gepost in een buitenwijk van Jemen, in vier vliegtuigen tussen allerlei andere pakketjes op weg naar een adres aan de andere kant van de wereld wisten de diensten het te onderscheppen. Dan moet het net bijzonder fijnmazig zijn. Dat is prettig als het om die uitzonderlijke bommen gaan. Achter de vondst gaat blijkbaar een methodiek schuil waaraan bijna niet te ontkomen is. De onderschepte bommen zijn een groot succes voor de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. En terecht. En Amerikanen venten dat graag uit. Ook terecht na alle kritiek die ze te verduren hebben gekregen (na 9/11).

Het zou ondenkbaar zijn dat het dossier van de vermeende aanslagpleegster – de 22-jarige Hanan al-Samawi – zo snel na de vondst met naam en toenaam in de Telegraaf, Trouw of het Journaal zou staan. Het is ondenkbaar dat daags na de verijdeling van de aanslag de routing van het pakketje toegankelijk zou zijn voor drie Nederlandse journalisten. Dat de Amerikanen dat wel voor elkaar krijgen, zette mij direct aan het denken. De onthulling dat de aanslag was verijdeld was ook de onthulling hoe nauwkeurig de inlichtingendiensten kunnen werken. Openheid schept een imago en een imago is het halve werk.

Journalistieke onthullingen als deze scheppen namelijk ook een beeld van een almachtige inlichtingenapparaat. Geheim agenten varen wel bij mijn sprakeloze en oprechte ver- en bewondering over de fijnmazigheid van de ‘diensten’. Het zou mijn ‘tegenstader’ maar zijn. Misschien zie ik bij voorbaat wel van een ‘strijd’ af. Kansloze missie. Doel bereikt, denken ze bij de AIVD. Zonder ook maar iets te hebben gedaan. De vraag of dat imago wel klopt, wordt door de onthulling zelf naar de achtergrond gedrukt. Een mooie vraag voor een nieuwe serie: wat heeft de AIVD eigenlijk voorkomen? U mag suggesties doen. <<

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.