Waarom crowd surfing leidt tot suboptimale uitkomst

Ik zocht al een tijdje naar een overzicht van alle programma’s van alle partijen die ooit meededen aan de verkiezingen. Eén tweet later had ik het historisch overzicht waar ik zo naar snakte.En nu voel ik me heel dom.

Ik zat vanochtend op mijn stoel te springen van geluk. Ik had een prachtig overzicht van alle programma’s van alle partijen voor me. In pdf, uit te printen, raad te plegen. Voor elke junk een walhalla. Ik voelde me direct ook dom. Want had ik dit echt niet zelf kunnen vinden? Had ik, als politicoloog, niet zelf op Het Documentatiecentrum kunnen komen? Twee mensen wezen me er op, één plakte de url in een tweet. Superhandig, heel aardig, ontzettend snel. Tegelijkertijd bekroop me een gevoel van schaamte: zouden mensen me nu dom vinden?

Dat gevoel – de angst om dom te worden gevonden en de mogelijke imagoschade – is volgens mij de reden dat crowd surfing projecten in bedrijven/organsiaties sub-optimaal werken. Mijn vermoeden is dat er meer vragen zijn dan mensen die ze te durven stellen. De drempel om je en plein public een (domme?) vraag te stellen, kan heel hoog zijn. Mensen slikken de vraag in. Er is, vermoedelijk, een verband tussen de dichtheid van een gemeenschap (ons-kent-ons) en het lef dat nodig is om een vraag te stellen. Hoe dichter de gemeenschap, hoe minder vragen. Hoe losser een gemeenschap, hoe meer vragen. <<

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.