De blote dijen van de AIVD of wat er schuil gaat achter die dekmantels

Niet eens zo lang geleden schoof de dekmantel van de AIVD ten aanzien van activiteiten jegens Nederlandse journalisten onthullend hoog op. De Telegraaf had een klacht ingediend bij het Europese Hof nadat journalisten van de krant door de geheime dienst onder surveillance waren geplaatst. Ze hadden staatsgeheimen in handen en dat rechtvaardigde volgens de AIVD ook voor de geheime dienst ‘bijzondere middelen’ om de journalisten in de gaten te houden. En dat mocht dus niet, aldus een kekke samenvatting van de verantwoordelijk minister van Binnenlandse Zaken, Plasterk (PvdA) in november 2012.

Het EHRM komt unaniem tot het oordeel dat de inzet van bijzondere bevoegdheden door de AIVD tegen de Telegraafjournalisten een schending oplevert van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) (privacy) en artikel 10 EVRM (recht op vrije meningsuiting en informatievergaring); de strafvorderlijke inbeslagneming van documenten bij De Telegraaf acht het Hof (in meerderheid; vijf tegen twee) in strijd met artikel 10 EVRM.

En waar in Amerika volgens de meeste betrokkenen zowel PRISM als het afluisteren van journalisten bij AP zijn gemeld bij (geheime, dat wel) commissies en ook het Congress (in select gezelschap, dat ook weer) er van afwist, mist dergelijk (en degelijk) toezicht in Nederland. De geheime dienst onderwierp zonder last en ruggespraak Nederlandse journalisten aan een streng beleid van toezicht.

Ten aanzien van het AIVD-optreden concludeert het Hof dat dat optreden was gebaseerd op een wet (de Wet op de inlichtingen en veiligheidsdiensten 2002 – hierna: Wiv 2002) die niet aan de door het EVRM vereiste kwaliteitseisen voldoet; er is niet voorzien in de aanwezigheid van een onafhankelijke toets voorafgaand aan de inzet van de bijzondere bevoegdheden jegens journalisten ten einde hun journalistieke bronnen te achterhalen. Aan de vraag of het optreden als zodanig proportioneel was, is het EHRM niet meer toegekomen.

(Ik ben geen jurist, maar dat laatste klinkt als ‘het voorgaande was echt al erg genoeg, dit punt laten we even hangen) Dat is toch allemaal best ernstig. En daarom zien Plasterk en Opstelten zich dan ook gedwongen om de wet te wijzigen en in lijn met deze uitspraak te brengen. Zand erover, mantel der liefde en we kijken liever in Amerika waar het allemaal veel gierender uit de hand escaleert – om maar eens lekker vuil Leids te bekken.

Punt is natuurlijk de toegang tot informatie. Als journalisten (soms ook vrijwilligers voor de AIVD) eerder bij de bron zijn dan een dienst, rest je als geheim agent niets anders dan je zo goed mogelijk op de eerste rang te nestelen en betrokkenen langdurig, grondig en zonder genade door te lichten. Je kan dat doen zonder medeweten van betrokkenen, je kan journalisten ook gewoon om informatie vragen (of, zoals bij veel inlichtingenwerk, gewoon de krant lezen). De journalist kan dan ‘nee’ zeggen; hij wil zijn bronnen beschermen en niet te boek staan als doorgeefluik van weetjes. Dan kan een journalist gegijzeld worden (hij moet toch praten) of, en dat is nieuw, zich verschonen.

Hoewel. Volgens Plasterk moet je een professional zijn (de criteria zijn zo algemeen dat we er niets mee kunnen) en voor Justitie moet de rechter uiteindelijk  bepalen of een journalist dat verschoningsrecht wel of niet heeft. Ook daar zit nog wel de nodige ruimte voor interpretatie, denk ik. Maar al deze juridische fijnslijperij is natuurlijk een rituele dans voor regen die nooit valt. Geheime diensten zijn niet geheim voor Jan met de korte achternaam. Als ze de informatie willen hebben, laten ze zich niet gelegen aan democratische barrieres opgeworpen door hun eigen minister. Net als het feit dat alle Nederlanders de wet moeten kennen is met je poten van journalisten afblijven net zo’n fictie. Een belangrijke, maar een fictie.

Nee, interessanter is waarom het toezicht op de geheime diensten door journalisten zo ontzettend slecht is georganiseerd. Waarom zijn er zo verschrikkelijk weinig goede artikelen over het wel en wee van de AIVD? Waarom weten we er zo vreselijk weinig over? Omdat ze niets voorstellen? Dat zou hun beste dekmantel ooit zijn. Omdat het dossier ‘geheime dienst’ waarschijnlijk de muffe lucht van de jaren zeventig en tachtig ademt. Wie zich in de peilloze diepten van die schimmige wereld stortte, was al snel extreem links, had waarschijnlijk zelf een belang van hier tot Tokio en terug of in weinig andere zaken beter. Een deficit, moet gezegd.

Ik ontmoette ooit een AIVD’er. Per ongeluk. Ik had zijn avond verpest door nietsvermoedend het gesprek steeds op zijn terrein te houden: veiligheid in de publieke ruimte, zoals hij het zelf omschreef. Normaliter trof hij mensen die al snel bier gaan halen om over voetbal verder te gaan. Ik werd wakker. Uit interesse, hopelijk met het vermoeden dat er iets niet klopte. Toen ik naar de naam van de toenmalige SG op Binnenlandse Zaken vroeg, capituleerde hij. Ik ben direct twee bier gaan halen. Ook ik ging niet verder. En dan hebben geheime diensten wel heel veel vrij spel. Misschien is dat wel de les van wat er in Amerika gebeurt: er gebeurt veel, veel ergs en onvoorstelbaars. Maar het komt wel uit. Dat kunnen we over Nederland maar zelden zeggen. In november 2012 heel voorzichtig en ook heel even. De mantel der liefde (of dekmantel) zit weer op zijn plek. <<

 

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.